Het GAAND WERK is het stelsel van tandwielen dat de tijdmeting verricht. Het snelst ronddraaiende RAD van het gaand werk, dat stapsgewijs beweegt, is het GANGRAD. Het onbeperkt snel ronddraaien van het gangrad wordt belemmerd door het gangsysteem, kortweg GANG genoemd. Bijvoorbeeld bij een ANKERGANG remt het ANKER, dat verbonden is met de slinger, het gangrad af. De uiteinden van het anker, de PALETTEN, laten bij één heen- en teruggaande beweging van de slinger één tand van het gangrad ontsnappen, daarbij worden twee tikken gehoord. De afbeeldingen rechts naast de verklarende woordenlijst tonen de in Nederland meest voorkomende gangsystemen. De kracht, die de tanden van het gangrad op de paletten van het anker uitoefenen, houdt de slingerbeweging in stand. De tijd die de slinger nodig heeft om van de ene uiterste stand naar de andere uiterste stand te bewegen waarbij telkens één tik wordt gehoord is de SLINGERTIJD. Volgens een wet uit de natuurkunde is deze zeer constant. Het gangrad krijgt daardoor een vaste omwentelingstijd die, via tandwielen met de juiste tandentallen, een uitgaande as precies éénmaal per uur laat ronddraaien. Deze uitgaande as heet UURAS. Eén van de factoren die de slingertijd bepalen is de lengte van de slinger. De meeste uurwerken zijn uitgerust met een SECONDESLINGER. De lengte daarvan bedraagt bijna een meter en elke seconde klinkt een tik.
Hoe geeft het uurwerk de tijd door aan de wijzerplaten buiten aan de toren? Hiervoor gaan wij terug naar de uuras in het gaand werk. Deze as drijft de wijzers aan via een stelsel van assen en tandwielen dat tezamen de WIJZERAANDRIJVING wordt genoemd. Als er zich meer dan één wijzerplaat op de toren bevindt is er een VERDEELWERK met CONISCHE TANDWIELEN nodig om de draaiing van de verticale uuras over te brengen op de horizontale assen naar de wijzerplaten. De wijzeras gaat door de muur en de wijzerplaat naar buiten en drijft direct de grote wijzer, de minuutwijzer, aan. Achter elke wijzerplaat met uur- en minuutwijzer zit het WIJZERWERK. Dit bestaat uit vier tandwielen die, met een verhouding van 1 : 12, er voor zorgen dat de kleine wijzer, de uurwijzer, eenmaal per 12 uur ronddraait.
De constantekrachtinrichting